Wedden dat het niet alleen in Nederland is dat we een heleboel voorbeelden tegenkomen in het nieuws over mensen in topposities die op de één of andere manier misbruik maken van hun macht teneinde persoonlijk voordeel te behalen? Het Zonnekoning-syndroom wordt het ook wel genoemd: de karaktereigenschappen die deze mensen (meestal mannen) hebben waardoor ze in die posities zijn aanbeland, zijn als het ware een recept voor wangedrag.
Toch is het wat makkelijk om zondebokken te zoeken bij deze individuen zelf. Wanneer heeft u voor het laatst met een CEO gesproken van een groot bedrijf? En: was u zichzelf? Sprak u uw gedachten uit? Waarschijnlijk niet. Helaas niet. Precies wat nodig is om deze mensen met hun voeten op de aarde te houden, ontberen zij: eerlijkheid, openhartigheid, recht-voor-zijn-raap uitspreken van gedachten, “gewoon doen” (ik geef toe, wat is dat precies?). Iedereen loopt op eieren. Bij Amarantis was het bestuur geheel op eigen houtje bezig de organisatie naar de verdommenis te helpen, en iedereen die het waagde om kritiek te uiten werd met harde hand terecht gewezen. Een Zonnekoning verdraagt geen kritiek. Of is dat wel zo?
Omringd door hielenlikkers en mensen die zich anders proberen voor te doen dan ze zijn, is het bijna niet meer mogelijk om een ander te vertrouwen. De mensen in deze posities worden bijna gedwongen om defensieve strategieën toe te passen om een werkbare relatie te handhaven. De managementlaag direct onder hen loopt op eieren: de CEO vertrouwt hen niet. Bijna een garantie voor mislukking.
Om de patstelling te doorbreken hebben topmensen mensen in hun directe omgeving nodig die ze wél kunnen vertrouwen. En deze mensen dienen “zichzelf” te kunnen zijn zonder direct bang te hoeven zijn dat ongewenste kritiek leidt tot hun verwijdering.
Ik zie momenteel twee manieren waarop dit gerealiseerd zou kunnen worden. Ik ben benieuwd of er lezers zijn die andere ideeën hebben.
De eerste werd mij aangereikt door een ingezonden brief in het dagblad Trouw. Organisaties worden momenteel gecontroleerd, vooral op financiële aspecten, door externe bureaus. Wettelijk zijn zij daartoe verplicht. Echter, deze bureaus worden betaald door die organisaties, en het is ondanks ongetwijfeld oprecht bedoelde protesten die een beroep doen op de “professionaliteit” toch niet anders: “wiens brood men eet, diens woord men spreekt”. Belangenverstrengeling is tenminste niet uit te sluiten. De schrijver suggereerde deze koppeling te verbreken door de controlerende instanties uit algemene middelen te betalen. Organisaties dragen bij aan de kosten in verhouding tot hun omvang, waardoor deze algemene middelen gevuld worden. Een interessant idee. De vraag is natuurlijk of dit opgepakt gaat worden, want organisaties zullen dit al snel ervaren als aantasting van hun autonomie en een vergroting van overheidsbemoeienis. Op de peuterspeelzaal hebben zij al geleerd dat dit niet te rijmen valt met “het vrije markt denken”.
De tweede manier is feitelijk wat enterprise architectuur doet. De enterprise architect of EA (in mijn optiek is er aan de top van welke organisatie dan ook maar één) is de inhoudelijke gesprekspartner van de CEO. De juiste positionering van enterprise architectuur maakt deze rol een stuk minder bedreigend dan de executieve functies waarmee de CEO doorgaans omringd is. De EA kan zich focussen op inhoudelijke vraagstukken (en oplossingen), en bij het expliciet benoemen van deze functie moet het tot zijn takenpakket behoren om de kritische vragen te stellen en te blijven stellen. Zolang die vragen niet beantwoord kunnen worden door de architectuurmodellen waarmee hij werkt, heeft hij niet alleen het recht, maar zelfs de plicht om dat te doen.
Enterprise architectuur introduceert transparantie in organisaties, en of organisaties of de topfunctionarissen daarin dat nu willen of niet: transparantie wordt een onontkoombaar doel, een eis om in deze tijd bestaansrecht te behouden.
Leave a Reply