INTERVIEW – Technologie leidt de wereld gestaag naar meer intelligentie, schoonheid en vrijheid. Dát is haar verborgen agenda, zegt Kevin Kelly, oprichter van technologiemagazine Wired.
“Ik voorspel dat privacy zal verdwijnen. De vraag is: wie beheert de informatie. Dictatuur komt niet door biometrie, maar door politieke keuzes. De technologie is in wezen goed.
Door technologie gaan we elkaar beter begrijpen. Trouw, 15 maart 2012
Stel dat Beethoven was geboren voor de uitvinding van de piano. Wat een verlies voor de mensheid zou dat geweest zijn! Om te zorgen dat de toekomstige Beethovens van de wereld hun capaciteiten en talenten kunnen gebruiken, moeten we de technologie verder ontwikkelen. Dat is een morele plicht.”
Naar Kevin Kelly verwijs ik regelmatig. Typ zijn naam maar in in het zoekveld op deze site rechts bovenin.
Zijn visie op technologie is er één waarin ik die van mij vaak treffend herken. Maar ik vraag me af of hij niet een beetje aan het doordraven is (of volgens iemand waarmee ik over dit artikel sprak: “die man is gestoord!”). Technologie wordt door hem gezien op een manier die ik altijd ervaren heb als redelijk onbevooroordeeld, en ook minder vervuild door traditionele ideeën erover (als extensies van menselijk handelen, in plaats van, wat ik steeds beweer, als extensies of liever destillaties van het menselijk denken).
In het artikel legt hij een zó overdreven technologisch optimisme aan de dag dat zijn mentale onbevangenheid flinke barsten begint te vertonen. Hij beweert nog naar technologie te kijken als een systeem (een holistische manier van denken, of één die ik liever fenomenologisch noem), maar in zijn betoog (in ieder geval zoals dat in het artikel naar voren komt) ontkent hij letterlijk de ethische verantwoordelijkheden die raken aan de technologische ontwikkelingen. Dat technologie zélf de oplossing in zich heeft voor die ethische dilemma’s klinkt mij teveel als de cirkelredenering van het neoklassieke economisch denken (het “vrije markt” denken): door ieder mens de kans te geven volledig zelfzuchtig of egoïstisch te handelen, ontstaat “vanzelf” een ideale samenleving.
Zo is het niet. En dat is ook geen systeemdenken: het sluit aspecten van het menselijk geheel uit. Systeemdenken probeert dat te vermijden. Dat technologie in wezen “goed” is (citaat uit het artikel) brengt een symptoom van fundamentalistisch denken aan het oppervlak. Dat we elkaar beter gaan begrijpen door technologie vind ik bedenkelijk: onderling begrip doen wij zelf, in ons wezen. Technologie kan daar in mijn optiek weinig aan bijdragen. Wel kan ik mij een omdraaiing voorstellen: mensen die in staat zijn en op zoek zijn naar elkaar begrijpen, kunnen technologie (in de ruime definitie: in het artikel worden als voorbeelden ook muziekinstrumenten als de piano of schilderijen genoemd) gebruiken om hen daarbij te helpen.
Technologie creëert dilemma’s. Een houding uitstralen dat het niet belangrijk is om daar aandacht aan te schenken, is een indicatie van gecompromitteerd denken. De discussie tussen Einstein en Oppenheimer bij de ontwikkeling van de kernbom is daarbij interessant.
Hetzelfde gebeurt in organisaties die door technologische veranderingen gaan. De introductie of uitbouw van IT is niet waardevrij: organisaties zullen zich bewust moeten zijn van de dilemma’s die daarmee gecreëerd worden, en daar ethisch mee om moeten gaan. Anders lopen we het risico dat de technologie centraal komt te staan, en de mens erdoor platgewalst wordt.
Leave a Reply